Stadswandeling met Reuring

Onze literaire wandeling begint en eindigt in De Alkenaer. Op het Ritsevoort 36 is al meer dan 25 jaar het boekenantiquariaat van Jan Oyevaar gevestigd, momenteel wordt het pand omgetoverd tot een klein cultureel centrum. Vincent van de Vrede is samen met Bert de Raaf en Jan Oyevaar vast van plan het  pand en de inhoud als cultureel erfgoed te behouden. Reuring is er elke eerste zaterdag van de maand te gast met haar programma. De duidelijke website van De Alkenaer geeft meer activiteiten, toekomstplannen en achtergrondinformatie. 

Eerst iets over dat culturele erfgoed, dat literair Alkmaar: 
Schrijver Dirk van Weelden (Zeist, 1957) maar opgegroeid in Alkmaar, noemde Alkmaar in literair opzicht ‘de fietsenstalling van Amsterdam’. Hij vond dat er op  literair vlak weinig gebeurde in de Noord-Hollandse kaasstad. Hij was niet de enige die er zo over dacht. Alkmaar had geen universiteit en niet echt een cultureel leven.  Dichters, schrijvers en schilders trokken naar Bergen, zeven kilometer verderop, of  naar Amsterdam en stalden hun fiets in Alkmaar. *1 

Voormalig stadsdichter Joost Zwagerman (Alkmaar, 1963-2015) gaf zijn  geboortestad kritiek in zijn Van Foreest Publiekslezing in 2004, getiteld Tussen  droom en daad in Dubbelstad. Toch komen we hem een aantal keren tegen op deze  wandeling. Hier vond hij de duisternis (de verstikkende burgerlijkheid) én het licht (de open wolkenluchten boven zee). Zo noemt althans Maria Vlaar het in haar voorwoord  bij de bundel Grote Groet uit Zwagerland

Joost Zwagerman was schrijver, dichter en essayist. Als dertienjarige was hij al met teksten bezig. Uit de VARA-gids haalde hij foto’s en teksten, bewerkte die en stelde  daarmee een handgeschreven, geïllustreerd tijdschriftje samen: de Zwagergids. Na de Pedagogische Academie studeerde hij Nederlandse taal- en letterkunde, brak  deze studie af en deed een cursus creatief schrijven bij Oek de Jong. Hij debuteerde  in 1986 met de roman De houdgreep, die door Carel Peeters in Vrij Nederland werd  bestempeld als ‘het meestbelovende debuut sinds jaren’. Eind jaren negentig ontwikkelde hij zich steeds meer tot politiek geëngageerd  columnist in enkele landelijke dagbladen. Tweemaal was hij presentator van VPRO’s  Zomergasten, en in De Wereld draait door was hij een enthousiasmerend tafelheer  en kunstbeschouwer.  In 2002 werd hij Alkmaars eerste stadsdichter. Zijn heftige kritiek rond Yxie (een  Alkmaars plan voor een combinatie van een nieuw cultuurpodium en een Lucebert-  museum) viel landelijk op.  Zijn laatste boek, een essaybundel met de titel De stilte van het licht, kwam uit op 8  september 2015, de dag waarop hij zelfmoord pleegde. De bundel gaat over de stilte  in de kunst, die volgens de auteur kan staan voor een verlangen ‘om er niet te zijn’. 

De Van Foreestlezing had betrekking op Pieter van Foreest (1521-1597) die  overigens wel zijn stad prijst. Van Stadsgeneesheer, eerst in Alkmaar, later in Delft,  werd hij lijfarts van Willem van Oranje, maar keerde na diens moord in 1584 weer  terug naar Alkmaar. Daar schreef hij zijn 1350 Observationes (waarnemingen) met  bijbehorende Scholia (verklaringen) in 32 delen, in het voorwoord prijst hij Alkmaar  aan alsof het om een toeristische folder gaat. “Er heerst hier door de blootstelling aan  de gematigde stralen van de zon een klimaat dat zo mild is wat betreft de lucht en het weer en zo gezond, dat besmettelijke ziekten van het lichaam maar heel zelden voorkomen.”

De wandeling: 
Vanuit De Alkenaer gaan we naar de overkant van de straat en lopen naar het park, kijken rechts naar het borstbeeld van Maria Tesselschade Roemers Visscher, dat  voor de ingang van de parkeergarage staat. We komen zo op haar terug.  In de parkeergarage gedichten van het Dichtersgilde, de groep die oud-stadsdichter Margreet Schouwenaar oprichtte en die zelfstandig verder ging na haar stadsdichterschap.  Op verschillende plekken in Alkmaar zijn de woorden van Margreet Schouwenaar te vinden, bijvoorbeeld in het straatje naast de Jumbo bij de Grote Kerk. Bij de opening  van de hernieuwde Friesche Brug werd een gedicht van haar hand in graniet aan  beide zijden van de brug gelegd. 

Margreet Schouwenaar (Schagen, 1955) volgde in 2009 Joost Zwagerman op als  stadsdichter en initieerde, in navolging van F. Starik (die het idee kreeg van Bart F.M. Droog), de eenzame uitvaart in Alkmaar. Dit initiatief werd december 2022 weer  opgepakt, samen met Alja Spaan en Hans Romeyn richtte zij de Stichting Eenzame Uitvaart Alkmaar op waar een kleine poule van dichters aan verbonden is. Haar meest recente gedichtenbundel is Tot overmaat van ontbreken, IndeKnipscheer, 2020. Het jaar daarvoor gaf uitgeverij P uit Leuven een overzichtsbundel uit, getiteld Zwijgen tot het schraapt. Eind 2023 verschijnt daar een  volgende bundel. Naast poëzie geeft Schouwenaar ook kinderboeken uit. Ze woont in Heiloo en werkte  als docent aan de Hogeschool InHolland in Alkmaar. Ook gaf en geeft zij talrijke  workshops. 

De stadsdichter na haar, Joris Brussel (1987), kwam in 2018 en uit IJmuiden. Januari  2022 werkt tot nieuwe stadsdichter gekozen Maria Barnas (Hoorn, 1973). Reuring heette haar welkom en zwaait haar ook uit, ze gaat eerder stoppen dan gepland. 

We steken de Heilooërbrug over en komen op de Kennemerstraatweg bij het huis  Tesselschade.  Er waren namelijk ook schrijvers en dichters die juist naar Alkmaar toe kwamen. Maria Tesselschade Roemers Visscher (1594-1649), de dochter van de  graanhandelaar en dichter Roemer Visscher, groeide op in Amsterdam en maakte  daar kennis met schrijvers als Hooft, Huygens en Barlaeus, maar vertrok na haar  huwelijk naar Alkmaar. Ze bleef er wonen, eerst in de Koorstraat, daarna in de  Magdalenenstraat, later in de Langestraat en misschien in huize Tesselschade. Het  bordje bij de voordeur vermeldt mogelijke bewoning door haar zuster.  Ze bleef er schrijven, ook na de dood van haar echtgenoot. Aan Hooft schreef ze dat  ze met zijn steun weerstand zou kunnen bieden aan de huwelijksaanzoeken van Huygens en Barlaeus: ‘al konden zij nog zo pluimstrijken, ik zal ze wel van mijn bed  houden.’ Maar ze moest ook weerstand bieden aan P.C. Hooft himself die haar met  hartstochtelijke brieven naar Muiden probeerde te lokken. Ze was zo’n toonbeeld van vrouwelijke creativiteit dat in 1872 de vrouwenvereniging ter bevordering van de vrouwelijke handwerken Tesselschade werd genoemd. Aan de overkant wenkt Truitje Toussaint ons, een borstbeeld uit 1912, honderd jaar  na haar geboorte gemaakt en in een beduidend groter formaat dan dat van Maria Tesselschade. We steken over. Het is bekend dat Toussaint eerst helemaal niet zo blij was met dit kleinburgerlijke  stadje. Bij de schrijver Johannes Potgieter beklaagde ze zich erover dat ze in Alkmaar leefde ‘als op Groenland’. Na haar huwelijk vertrok ze naar Den Haag. Daar zei ze ‘Ik ben toch eigenlijk geboren om [in] een klein stadje te leven. Alkmaar is [in] mijne proportie of ik in de hare.’ Bij haar geboortehuis (Mient no 8) staan we straks stil bij haar leven. 

We vervolgen de bocht van de Kennemersingel en staan op de hoek van de Nassaulaan stil. Hier woonde de schrijver Dirk van Weelden die we in het begin al  noemden. Van Weelden kreeg in 1992 de Multatuliprijs voor Mobilhome. Met Martin Bril schreef  hij Arbeidsvitaminen. Het ABC van Bril & Van Weelden. Alleen in zijn boek Looptijd heeft hij het over Alkmaar, hoewel niet bij naam. Zijn hardlooptochten door de weilanden en langs de wegen rond Alkmaar, Bergen,  Schoorl, Egmond komen binnen op of vertrekken van een stadssingel ‘langs de oude  stadswal’. Zijn ouders liggen, kort na elkaar overleden, in de huiskamer van een huis  aldaar. Van Weelden is bezig een boek samen te stellen aan de hand van nagelaten brieven tussen zijn ouders.  Hoewel er in de literatuur discussie bestond over de juiste plek van dit huis, werd ons  tijdens de wandeling duidelijk dat het hier is. 

Aan het eind van de Nassaulaan, rechts, woonde schrijver, taalkundige Wil Bijlsma  (Oosthuizen, 1943-2016). Hij trad veelvuldig op met eigen en andermans teksten en  staat bekend om zijn zeer korte verhalen en fonetische spelling. De verzamelbundels  werden door hemzelf vervaardigd tot en met het leeslint toe. Zelf vond hij zich de  uitvinder van de zkv’s (en niet A.L. Snijders). De ouderen uit mijn voorleesgroep zijn  gek op hem.  Wil Bijlsma gaf les aan de Pedagogische Akademie op het Nassauplein. Daar zat  ooit dichter H.C. ten Berge. De schooldirectie dreigde hem vlak voor de eindexamens  van school te verwijderen, omdat hij weigerde zijn haar te laten knippen. Een docent  die het talent van de jongen zag, liet daarop een werkstuk van diens hand slingeren  op het bureau van de directeur. Ten Berge mocht blijven. *2

Ten Berge werd in Alkmaar geboren (1938) op het adres Rippingstraat 46. Hij is dichter, prozaschrijver, essayist en vertaler. In 1964 debuteerde hij met de bundel  Poolsneeuw. In 1967 richtte hij het tijdschrift Raster op waarvan hij lang de enige  redacteur was. In 2006 ontving hij de P.C. Hooftprijs en in 1996 ontving hij de  Constantijn Huygens-prijs voor zijn gehele oeuvre (zoals Tentije die in 2017 ontving). Zijn oudere broer Henk is journalist, schrijver. Zijn roman Vaders van tien speelt tijdens hun schooljaren in de buurt rond de Rippingstraat. De Rippingstraat ligt evenwijdig aan de Kennemerstraatweg die we zojuist gehad hebben en begint als  zijstraat van de Heilooërdijk. Om deze straat te bezoeken zouden we richting Heiloo  gelopen moeten hebben.

Zwagerman riep in de Van Foreestlezing: “Ik heb nog nooit iemand naar het H.C. ten Bergeplein horen vragen en ik ken evenmin iemand die in de Arie van den Bergstraat  woont!” 

We gaan de straat niet in maar lopen door en komen langs theekoepel ’t Arendshof  waar dichter Nicolaas Beets (Haarlem, 1814-1903) geregeld kwam om zijn verzen  voor te lezen aan de Heilooër literaire kring. Met Beets was Truitje Toussaint goed  bevriend, hoewel hij van mening was, ‘dat een vrouw niet schrijven moest’. De theekoepel is bekender onder de naam Cantina Architectura omdat het de  woning was van de Alkmaarse architect Van Latum. In deze ruimte kwam de  Alkmaarse Dichterskring maandelijks samen. Deze vereniging werd opgericht in  1984 en werd 32 jaar lang geleid door Agatha Bekker (Alkmaar, 1942), dichter en  kunstenaar.  Onder andere de dichters Paul Roelofsen, Elbert Gonggrijp en Nina Barhorst zijn lid  van deze kring. Na uitgebreide renovatie van het pand is de dichterskring er niet  meer welkom en maakt zij gebruik van de bibliotheek.

Via deze singel (die ‘achter de stadswal, die we bij Van Weelden tegenkomen in zijn  boek Looptijd), de Kennemersingel, wandelen we richting het station. We komen langs de rotonde, steken over naar de Geesterweg en lopen tot de hoek Stationsweg  rechtdoor en zien de Bergertunnel voor ons liggen. Als we daaronder door zouden  lopen en na enige tijd rechtsaf zouden slaan, dan komen we in de Bergermeer waar  dichter Hans Tentije woont. 

Tentije (1944) werd geboren in Beverwijk en woonde lange tijd in Bergen. Tentije won meerdere prijzen voor zijn werk (we noemden al de Constantijn Huygens-prijs  voor zijn gehele oeuvre). Alkmaar probeerde hem als ‘belangrijkste dichter’ te  betrekken bij Dichtstad, een mislukt project van de Bibliotheek Alkmaar in  samenwerking met de gemeente. In 2023 ging de Victoriefonds-oeuvreprijs naar de gelauwerde dichter wiens meest recente bundel uit 2022 stamt, titel Waarvandaan.

Zwagerman woonde vanaf zijn tiende jaar in deze wijk, op de Jan van Eyckstraat no 46. Hier speelt zijn suburbiaroman De buitenvrouw.  Het overspel met haar biedt Theo, de hoofdpersoon, een way-out die in Zwagermans  universum essentieel is om het burgerlijke leven in de provincie volop te omarmen;  een paradox die steeds in zijn boeken terugkomt. (Voor die roman doet Zwagerman onderzoek naar West-Fries idioom. Hij noteert in  een rood schriftje Zegswijzen uit het Alkmaarse, bijvoorbeeld: een ‘borst’ is een goeie jongen; ergens ‘groos’ op zijn is trots zijn, ‘blauwen’ is uit je nek kletsen.) 

Joris Miedema (1978) debuteerde in 2011 met de bundel Oogtheater bij uitgeverij De  Contrabas. In januari 2022 verscheen bij Opwenteling De oneindige oester. In 2023 verscheen het eerste deel van een drieluik, De vlucht van de levenloze libellen.  Joris Miedema was een van de deelnemende dichters aan het project Dichtdruk, een  samenwerkingsverband tussen het Grafisch Atelier Alkmaar, Bibliotheek  Kennemerwaard en Reuring. Joris is een van de dichters die de Eenzame Uitvaart ondersteunen.

Aan de overkant van deze wijk ligt het Hoefplan. Daar ligt tussen de Vrijheidskerk en  het Christelijke Lyceum de Van de Veldelaan, waar op no 61 Van Weelden woonde. 

Maar we staan nog op dezelfde plek en kijken naar rechts, de Stationsweg in. Pakken we niet de trein maar gaan we de derde straat rechts, dan komen we in de Spoorstraat langs het woonhuis (no 15) van dichter, schrijver René Huigen. In dezelfde straat werd Rudi Carrell geboren (no 35) hoewel die niet in deze wandeling  thuishoort en even verderop woonde (no 42) Kees de Bakker van uitgeverij Conserve. De Bakker vatte tijdens zijn studie Nederlands een blijvende liefde voor boeken op.  Aanvankelijk wilde hij zelf schrijver worden, tot hem in 1983 gevraagd werd de  dichtbundel te bezorgen van de overleden dichteres Eline van Haaren. De uitgeverij  reikt sinds 1988 de vijfjaarlijkse Eline van Haarenprijs uit. De laatste winnares was  Mieke van Zonneveld in 2018. 

Over de geschiedenis van de uitgeverij is bij het 25-jarig bestaan in 2008 het boek Onbeperkt Houdbaar van Jacqueline Zirkzee verschenen. Ook werd toen uitgegeven Hier begint de victorie, schrijvers over Alkmaar.*3 en *4 

Per 1 januari 2019 is uitgeverij Conserve deels opgegaan in het concern van Singel  Uitgeverijen.  Conserve geeft onder andere journalist, schrijver Margriet Brandsma (Sint Pancras,  1957) uit. Zij en Kees de Bakker waren ooit collega’s bij het Noordhollandsdagblad.  Margriet werd bekend als Duitslandexpert bij het NOS-journaal; haar boeken gaan  voornamelijk over leven, cultuur en politiek in Duitsland. Een van de titels Het mirakel  Merkel, hoe het meisje van Kohl de machtigste vrouw ter wereld werd (2012). Haar meest recente boek, De heks van Anjum, verscheen in november 2022 bij  Singel Uitgeverijen en vond een plek in de top tien.  (En Margriet Brandsma zat net als Dirk van Weelden, Rob Scholte en Alja Spaan op  het Christelijk Lyceum in Alkmaar.)  De naam Conserve verwijst overigens naar zowel de gelijknamige debuutroman van W.F. Hermans als de groenten-, fruit- en conservenwinkel van de ouders De Bakker.   

René Huigen (1962) maakte oorspronkelijk deel uit van de Maximalen (een dichterscollectief met o.a. Pieter Boskma, K. Michel, Zwagerman en René Stoute). Eind 1999 doceerde hij poëzie aan de Universiteit van Michigan. In 2004 werd hij genomineerd voor de VSB Poëzieprijs met de bundel Geen muziek & geen mysterie. In 2007 verscheen Fysica voor dichters, een definitieve keuze uit  de gedichten 1989-2003 (De Bezige Bij). In een interview in Trouw (2011) zegt hij een grote overeenkomst te zien tussen  religie en moderne poëzie. “Waar het weten ophoudt, begint het geloof en andersom  – het zijn complementaire vormen.” 

Terug naar de Stationsweg ligt op no 92 was het woonhuis van dichter, essayist Arie van den Berg (1948).  Voor zijn dichtbundel Mijn broertje kende nog geen kroos ontving hij in 1970 de  Reina Prinsen Geerligsprijs. Het gedicht IJsvogel raakte bekend onder een breed  publiek omdat het verscheen op ons laatste bankbiljet van tien gulden. Van den Berg is net als Huigen als docent verbonden aan de Schrijversvakschool in  Amsterdam maar werkte ook als poëziecriticus voor NRC.

In Noord-Holland in Proza, Poëzie en Prenten een uitgave van de Culturele Raad  Noord-Holland in 1994, staat het volgend gedicht van hem bij een afbeelding van  kunstenaar Jos van Amsterdam met de titel groeten uit de omval. 


Meer, maar allang geen water; bij de waag
golven nu traag kasseien in het hortend
ritme van het carillon
tijd in syncopen uitgeteld – wat blijft
is de ontgoocheling, dat hier het nest,
het ei, de scherven
niets afgemaakt, het nest geen haven
– een steen op het water, de vlerken te
licht voor een tocht om de zuid
een richel op een klip is wat een alk
verwachten mag en wacht, als hij verbaasd
de ogen opent en verdwaasd straks sluit


Hebben we nog steeds geen zin in een reisje, dan kunnen we rechts aanhouden,  oversteken naar de spoorbrug en de wijk Huiswaard (1 tot en met 5) inlopen. We  komen dan uit bij dichter, beeldend kunstenaar Elly Stolwijk (1957). Elly behoorde in  de jaren tachtig tot De Nieuwe Wilden, een groep vrouwelijke dichters rond Elly de  Waard.  Elly Stolwijk bracht in 2021 haar tweede poëziebundel, de laatste framboos, uit bij IndeKnipscheer. Haar combinatie van woorden met beelden wordt vaak nog  treffender gebracht door begeleidende muziek van haar broer Frank Stolwijk (saxofonist en zang). 

Ook vinden we Jan Loogman in deze buurten. In de serie Verse voeten, De Witte  Uitgeverij, verscheen zijn bundel Een woord valt uit het nest, 2010. Zijn we nog niet moe, dan verlaten we de Huiswaarden, nemen het pad langs het  Noordhollandsch kanaal en lopen naar Koedijk.  We zoeken het houten kerkje, rechts, en vinden daarachter Paul Roelofsen. Zijn  meest recente bundel is Een bloembed, een bloedbad (uit de reeks Open, uitgeverij  U2pi, 2019).

Aan het station zelf is weinig poëtisch te vinden, we lopen dus terug richting de stad. Aan onze linkerhand is halverwege de winkel te zien van de vader van dichter Elbert  Gonggrijp die zijn zoon naar optredens placht te begeleiden alvorens er sprake was  van een vrouw. Beiden zaten een uur van te voren nerveus op de afgesproken plek.  Zijn vader bleef niet luisteren naar zijn optreden.  Elbert Gonggrijp (Heerhugowaard, 1965) wordt een natuurdichter genoemd. Hij  schrijft dagelijks – pure noodzaak, zegt hij, als ademen. Op 16-jarige leeftijd kwam hij  voor het eerst in aanraking met de gedichten van Kopland. Hierin herkende hij zijn  eigen toon, terwijl hij zelf nog nooit een gedicht had geschreven. Vanaf toen ging hij  schrijven. Zijn stijl is nu meer op de waarneming gericht en minder op de innerlijke  beleving.   

Sinds zijn relatie met kunstenaar, dichter (en huidige voorzitter van de Dichterskring  Alkmaar) Conny Lahnstein, heeft zijn werk zich nog meer verdiept. 

We nemen de Bergerbrug, komen langs de hoofdvestiging van Bibliotheek Kennemerwaard waar een paar jaar geleden aan de muur een plaquette (gemaakt door Pieter Bijwaard) werd onthuld ter nagedachtenis aan Joost Zwagerman. De  tekst luidt “Kunst verspreidt de wonderlijke suggestie dat ze door jou bezield kan raken”. 

Een winkelstraat op zaterdag is niet aan te bevelen als u van de poëzie houdt in  deze stad, we stappen stevig door naar de Mient, slaan voor de brug linksaf.  Boven restaurant De Fransman (no 8) werd Truitje Toussaint geboren.

Anna Louisa Geertruida Bosboom Toussaint (1812-1886), Alkmaars grote literaire  ster, wordt door intimi liefkozend Truitje genoemd. Ze was de eerste historische  romanschrijver van Nederland. Haar standbeeld hebben we al toegezwaaid aan het  begin van onze wandeling.  Truitje probeerde haar eigen brood te verdienen door boeken te vertalen en kreeg al  snel het advies zelf te gaan schrijven. Ze trad toe tot de Heilooër Kring en de groep rond het literair tijdschrift De Gids. In 1837 verscheen haar eerste, De graaf van Devonshire. Ze schreef in een enorm  tempo, elk jaar kwam wel een boek van haar uit. Ze werd geroemd om haar  psychologisch inzicht, religieuze inleving en het historisch onderzoek. Toen ze in 1851 trouwde met de schilder Johannes Bosboom, ze was 39, en jarenlang verloofd geweest met Reinier Bakhuizen van den Brink, de leidende figuur van De Gids maar een vreselijke losbol, werd haar door de stad een enorm feest met  vuurwerk aangeboden, zo beroemd was ze toen al. Ondanks de negentiende- eeuwse vooroordelen over schrijfsters bevocht ze zich een hoge positie in de literaire  wereld. In 1874 publiceerde ze Majoor Frans, waarin de hoofdpersoon zich allesbehalve  vrouwelijk gedraagt, gewaagd voor die tijd. Als ereburgeres van Alkmaar werd ze als  eerste vrouw in 1870 erelid van de Maatschappij der Nederlandse letterkunde.  

Simone van der Vlugt (1966, geboren in Hoorn maar woonachtig in Alkmaar) liet haar  jeugdboek Schijndood (2002) spelen in de apothekerswoning De Witte Roos, naast restaurant De Fransman. Economiestudent Kris Blanken wordt in het verhaal door  een reïncarnatietherapeut teruggebracht naar het Alkmaar van 1655.  Ook haar jeugdboek Victorie (2004) speelt in Alkmaar. Ze schreef het in opdracht van  de gemeente Alkmaar bij het 750-jarig bestaan van de stad in 2004, samen met  Theo Hoogstraaten. In Het laatste offer, 2007, een roman voor volwassenen, zit een  beetje Alkmaar: de uitgaansgelegenheid Atlantis, de keuze van het Waaggebouw als  ‘doolhof’, een Alkmaarse vriendin. Simone van der Vlugt stuurde haar eerste manuscripten voor historische verhalen op  haar dertiende al naar een uitgever. Haar debuut was het jeugdboek De amulet dat  de heksenvervolging als onderwerp had. Het verscheen in 1995.  In 2004 debuteerde ze met de thriller De reünie als schrijfster van volwassenenliteratuur. Ze wordt in vele landen vertaald en won diverse prijzen.

We gaan de oude stad in en nemen een stukje van het Fnidsen en bij het Huis met de Kogel de brug en genieten daar een prachtig uitzicht op het Waaggebouw. Als we  recht voor ons kijken, herinneren we ons Simon Prins, hoofdpersoon uit de roman Vals licht van Joost Zwagerman, die verliefd raakt op een prostituee uit de hoofdstad  maar daarvoor een en ander beleeft in onze eigen rosse buurt, de Achterdam.  Dit straatje is meer dan een decor; de locatie legt de kiem voor een klein maar  ingrijpend drama, dat van invloed zal zijn op het verdere verhaalverloop in Vals licht.  ‘Lang verkeerde Simon in de veronderstelling dat alleen mannen zo oud als zijn vader de Achterdam bezochten.’ Albeda nam hem mee, vijftien jaar, Simon was dertien. Ze haastten zich door het straatje en Simon keek meer naar de mannen op  straat dan naar de vrouwen achter de vaak spiegelende ramen. Op een dag ziet hij  de broer van Johnnie naar binnen gaan, daar veranderen de anonieme wandelingen  van Simon door. ‘Het had iets regelrecht ontwrichtends om zomaar iemand uit de  buurt waar hij woonde tegen te komen in dit straatje waar Simon anoniem en  inwisselbaar had moeten zijn, spiedend naar volwassenen op hun volwassenst.’  Zwagerman tekent aan dat hij vanuit zijn verbeelding had gewerkt en niet vanuit zijn  ervaring. Maar, zegt hij, er is een maar. Mijn reservoir aan ervaringen in en  herinneren aan de stad is groot, heel groot. Aan dat reservoir kan ik inmiddels een  tweede hoeveelheid toevoegen, die van de fictionele voorvallen die ik heb  beschreven. “Het is bijna alsof ik daardoor niet alleen heb verzonnen maar ook heb  doorleefd wat ik hem laat meemaken.” 

Rechts van ons passeren we de Kooltuin waar ik boven de kroeg woonde naast  dichter/ kunstenaar P.C. Koning (1946), die al jarenlang zijn werk verspreidt op  ansichtkaarten die hij op willekeurige plekken in de brievenbus duwt. Hij bracht  enkele bundels uit, opende eenmaal de Kunst tot de Nacht manifestatie en was  moeizaam over te halen tot het Reuringplatform. Hij kreeg eigenlijk nooit de  erkenning die hij verdiende, het lot van velen. Koning woont nu aan het Verdronkenoord.

Langs de Sociëteit kijken we naar het eind van deze gracht. Tegen de Accijnstoren  aan, woonde de uit Bergen afkomstige Neeltje Maria Min (1944) die nog steeds  worstelt met haar roem en imago uit de jaren ’60. Zij weigerde op te treden in de  plaats waar ze woonde maar ik mocht wel een keer op de koffie komen. Ze vertelde  toen een geweldig verhaal: hoe ze door de redactie van Matthijs van Nieuwkerk  gevraagd werd naar de studio te komen maar weigerde. Maar het is Matthijs van  Nieuwkerk, werd gezegd. Ze zei niets. Maar we sturen een taxi. Nee, zei ze. Ze was  aan het breien voor haar kleindochter, vertelde ze me, en had helemaal geen  interesse in die Van Nieuwkerk. Gedichten van haar werden ook op muziek gezet en door anderen vertolkt. Een  gedicht over de Platte Stenenbrug werd door Thé Lau gespeeld *.  Met enige regelmaat dicht ze nog maar ze is selectief in haar optreden. Haar bundel  Voor wie ik liefheb wil ik heten is toe aan de 23 e druk. Overigens was dit de eerste  gedichtenbundel die ik kreeg (van Sinterklaas, 1972).  Min was jarenlang lid van het KunstenaarsCentrumBergen dat een beetje  weggestopt zit in het museum Kranenburgh, Bergen en woont nu in Amsterdam.

We gaan terug naar het Fnidsen, het begin van de oude stad. Daar was ooit dancing Swaf gevestigd, op het hoekje tegenover de St Jacobstraat. Op de muur ernaast  stond de volgende graffiti:   

© Alja Spaan, Fnidsen, 1979, Zwagerman als Dr.Kots   


We lopen door de Hekelstraat en gaan de Platte Stenen Brug over, nemen een stukje Huigbrouwerstraat waar aan de rechterhand een aantal jaren geleden Het Keerpunt zat, een prachtige kleine boekwinkel die het – zoals zovelen – heeft  moeten afleggen tegen het internet.

We steken de Laat over en komen in de Hofstraat en vervolgens op de Baangracht,  nemen het trappetje langs het water en een bankje in het Kennemerpark. We gaan rechtsaf, lopen het park uit, steken de straat over en laten de Emmabrug links liggen. Zouden we die brug overgaan en linksaf slaan, dan komen we uiteindelijk in de wijk Overdie waar Zwagerman geboren werd maar ook dichter Joris Miedema. Zoals u weet kwamen die beiden in de Bergermeer terecht, zie het begin van onze  wandeling.

Nu lopen we door en zien aan de overkant van het water de Nieuwlandersingel liggen. Tegenover een brievenbus zat het voormalige Atelier9en40 (bij het lopen van  deze route was de brievenbus verdwenen maar het is het 2 e huis vanaf de zijstraat  links en het 4 e vanaf rechts), waar poëzie-evenementen als Alkmaar Anders  plaatsvonden – en waar boven in het kleinste kamertje naast de trap, ooit geschikt  voor dienstboden, de schrijver A. zich verstopte. Een briefje met punaise op de deur met “stttt, mamma schrijft”.  (Overigens is het jammer dat we deze wandeling niet uitbreiden naar haar  geboortedorp Sint Pancras – schuin tegenover haar ouderlijke woning werd Bernlef geboren in 1937. Het Bernlefpad in Sint Pancras verwijst naar hem.)

De zijstraat rechts is de Hofdijkstraat en verwijst naar de schilder Willem Hofdijk  (1816-1888) die bij gebrek aan groot talent de droom een groot schilder te worden  naast zich neerlegde en ging schrijven en dichten.  Hij werd leraar in de Nederlandse taal aan het Amsterdams gymnasium en vergaarde  landelijke roem met zijn poëzie. Hij werd “een van de voornaamsten in de  Nederlandse Romantiek” genoemd. In de Kennemer Balladen liet hij de geschiedenis  van onze streek herbeleven. Andere titels van deze minstreel van Kennemerland  Rosamunde, Bruidsdans, Wee over de aard! Tonen des tijds.  Hij wordt beschouwd als een zeer belangrijk Alkmaars letterkundige met 114 titels op  zijn naam. Hij woonde op no 15 aan de Koningsweg (in het centrum van de stad).

Aan het eind van het park slaan we rechtsaf en steken we over naar De Alkenaer. Daar is gelegenheid tot napraten bij een kopje koffie.  

 © Alja Spaan, september 2021 / aangevuld februari 2022 / september 2023 

*1. Deze opmerking staat in een oude literaire route van Berthe Stevenhaagen, zie Trouw,  25 november 2012. In Hier begint de victorie, Conserve, 2008, haalt René Huigen deze  opmerking aan. 
*2. Deze anekdote staat in een oude literaire route van Berthe Stevenhaagen, zie Trouw, 25  november 2012; het hele verhaal staat in Hier begint de victorie, Conserve 2008. 
*3. Achterin Hier begint de victorie werd een literaire route opgenomen met als basis 14  Alkmaarse schrijvers of dichters. We hebben fragmenten van deze route gebruikt. 
*4. Voor de liefhebbers van Van Weelden, Ten Berge en René Huigen is de bundel Hier  begint de victorie een aanrader.  (‘Zou er ooit zo lyrisch kunnen worden geschreven over bereikbaar geluk op, zeg, de Platte Steenen Brug, aan het Verdronkenoord of de Oude Gracht, over de  hertenkamp in de Hout, over de Waag, de Mient, over de Watertoren desnoods, of  zelfs over alle nieuwbouw, zou het kunnen? vraagt Joost Zwagerman zich af in  Tussen droom en daad in Dubbelstad, 2004. Ja dus! ) 

*Het gedicht van Neeltje Maria Min over De Platte Steenen Brug  https://www.dbnl.org/tekst/_rev002200601_01/_rev002200601_01_0072.php


Wees naar mijn fiets bij de visbank
Je sprong achterop en ik fietste non-stop non-stop
Non-stop naar de duinen
Ik vroeg wie je was, wat je deed deze week
Wat voor vrienden je had
Welke boeken je las
Welke films je keek
Welk woord je bekoorde
En ik reed en ik reed en ik vroeg en ik vroeg
En ik reed in de wind en ik vroeg en ik vroeg
En de wind joeg me voort
Ik had alles gevraagd
Maar geen antwoord gehoord

Citaten uit Tussen droom en daad in Dubbelstad, 2004, © Joost Zwagerman 
Alkmaar heeft in de loop van de eeuwen niet bijster veel schrijvers en dichters  voortgebracht. Iets meer dan een handvol types dat later ‘iets literairs’ is gaan doen,  is hier geboren. En naar namen van mensen uit de literatuur die er dan misschien  niet zijn geboren maar later zijn komen wonen, is het al helemaal lang zoeken.

In Querido’s letterkundige reisgids van Nederland heeft Alkmaar tweeënhalve bladzijde toebedeeld gekregen. Dat is minder dan – en ik doe een willekeurige greep  – Arnhem, Deventer, Maastricht, Hilversum, Bussem, Groningen en Leiden. Het is  weer ietsje meer dan Hoorn en Den Helder. Maar daar is ook alles mee gezegd. Overigens noemt die reisgids wel enkele wapenfeiten, zo wijdde Hildebrand in zijn Camera Obscura een korte passage aan Alkmaar en de kaasmarkt, “Dat Alkmaar, al de overige dagen van de week zo stil en levenloos, dat het een stedeke schijnt opzettelijk vervaardigd voor begrafenissen, (….) is nu aan een van gewemel en gegons vervulde bijenkorf gelijk.’ 

Hoe zou het komen dat Alkmaar zo schraal is vertegenwoordigd, niet alleen als  geboorteplaats van Nederlandse schrijvers maar ook als plek waar schrijvers en  dichters elkaar ontmoeten, als een bescheiden literair brandpunt? Waarom kent Alkmaar geen literaire fine fleur, geen kleine kring van schrijvers die weten: laat de  rest maar in de Amsterdamse grachtengordel over elkaar roddelen, wij hebben een  mooi alternatief – waarom bestaat er niet zo’n kring? Is het alleen maar toeval en  willekeur, het gevolg van de stand der sterren waardoor niet in Alkmaar maar in, zeg,  Winterswijk een jongen of meisje wordt geboren die anderhalve eeuw later voortleeft  als een literair genie? 

Ik kan me niet voorstellen ooit iemand te ontmoeten die van zichzelf zegt: ‘Ik ben een  typisch Alkmaarse schrijver.’ 

Een belangrijk nadeel voor Alkmaar is natuurlijk dat de stad twee hoogliteraire buren  heeft waar veel schrijvers zich door voelen aangetrokken. Haarlem heeft in Querido’s  reisgids 12 pagina’s. De andere buur is vanzelfsprekend het nationale kunstenaarsdorp bij uitstek, Bergen.

Zou er ooit zo lyrisch kunnen worden geschreven over bereikbaar geluk op, zeg, de  Platte Steenen Brug, aan het Verdronkenoord of de Oude Gracht, over de  hertenkamp in de Hout, over de Waag, de Mient, over de Watertoren desnoods, of  zelfs over alle nieuwbouw, zou het kunnen?  Wat kan Alkmaar tegenover de concurrentie stellen? Provadja? (inmiddels gesloten),  het Stedelijke Museum? De punkbandjes in Parkhof? (inmiddels een luxe en  drukbezocht restaurant, het IJKgebouw). 

Als Van Dis zijn Bergen aan Zee een fictieve vuurtoren geeft, in Indische Duinen, dan  is het geoorloofd om aan Alkmaar ook allerlei fictieve elementen toe te voegen. Vorm de stad om tot een puur fictief en hoogliterair domein, dat de Noord-Hollandse  werkelijkheid overstijgt.

Zo’n fictionalisering van Alkmaar bestaat en is te vinden in de roman Dubbelster,  1993, van Gerrit Komrij. In dit dubbelgangersverhaal speelt Alkmaar een tamelijk  cruciale rol. Wie bekend is met Alkmaar, zal Alkmaar er niet perse in herkennen, Komrij heeft geen research gedaan en is nooit in Alkmaar geweest. 

Mijn herinneringen zijn vervloeid geraakt met verzonnen incidenten, mijn fictie is  sluipenderwijs de feitelijke stad binnengesijpeld, en de feiten van mijn Alkmaarse  jaren zijn aangelengd met indrukken die ik aan mijn werktafel heb verzonnen maar  die me in de loop der jaren soms verbazingwekkend reëel toeschijnen. Het is een vorm van dubbelzien waar ik nog lang over hoop te beschikken. Dit  opgedeelde en uitgesplitste Alkmaar is op een prettige manier exclusief; in mijn  verbeelding is Alkmaar voorgoed getransformeerd tot Dubbelstad.   

NB  In Haarlem wordt de zogeheten Muggenreeks uitgegeven, een reeks novellen waar  de stad een rol in speelt. Waarom is er nou in Alkmaar niemand die de  tegenwoordigheid van geest bezit om ook zo’n reeks in déze stad uit te geven?  Alkmaar moet zijn eerste literaire avond met de schrijvers Van Weelden, Huigen en  IJlander nog organiseren. Wie zo laks is, kan ook van die schrijvers geen warme  gevoelens en engagement met de stad terugverwachten. Een stad kan een schrijver  die zich over die stad uitlaat niet dankbaar genoeg zijn.   

Niet opgenomen in de wandeling:  Aan de Bierkade staat het geboortehuis van Abraham Nauta (1820, overlijdensdatum  onbekend) schoolhoofd, verhalen- en romanschrijver. 
Uitgeverij Kluitman (Verdronkenoord) is een echte Alkmaarse uitgeverij. Pieter  Kluitman (1838-1913) opende in 1864 zijn boekhandel. Bij de winkel bevonden zich  ook een drukkerij en boekbinderij. Kluitman werd een van de bekendste uitgevers van kinderboeken in Nederland met  series als Dik Trom, De Kameleon en Pietje Bell. De zoons van Pieter Kluitman namen de uitgeverij in 1904 over. De familie is nu uit  beeld, BBNC Uitgevers nam de zaak over, maar ze zit nog wel in Alkmaar en groeide  uit tot een grote, moderne uitgeverij van vooral jeugdboeken. 

Margaretha Wijnanda Maclaine Pont (Hasselt, 1852-1928) woonde op no 93 in de  Langestraat (tegen de Grote Kerk aan, het huis is bekend onder de naam Het  Moriaanshoofd). Haar vader was burgemeester van Alkmaar. Margaretha schreef  novellen en romans.

Cécile de Jong van Beek en Donk (Alkmaar, 1866-1944). Deze jonkvrouw was aan het einde van de negentiende eeuw een van de bekendste  feministische schrijfsters van Nederland. Beroemd met de emancipatieroman Hilda  van Suylenburg waarvan tienduizend exemplaren verkocht werden. De roman werd  ook hevig bekritiseerd. (Een halfzenuwzieke freule emancipeert tot vrouwvriendelijk  advocate en combineert met succes een drukke baan en een gelukkig gezinsleven.) Cécile de Jong van Beek en Donk organiseerde de Nationale Tentoonstelling voor  Vrouwenarbeid en legde ook zo de wrijvingen bloot tussen feminisme en socialisme. Ze bepleitte de invoering van het vrouwenkiesrecht nog vóór invoering van het  algemeen kiesrecht.

Tjeerd Adema, (Middelburg 1885-1960) journalist en auteur van misdaadromans en  jeugdboeken, woonde aan de Kennemerstraatweg 183. 

Johan Fabricius (Bandung 1899-1981), die een straat naar hem vernoemd zag, schreef o.a. Toontje Poland (geboren in Alkmaar, 1796). 

Op de Kennemerstraatweg (no 55, ver voor het beeld van Truitje) woonde Jo  Dominicus, (Oisterwijk, 1912-1983) een auteur van maar liefst 35 reisboeken, en  conrector van het Petrus Canisius College. Overigens staat in Wikipedia dat hij in Deurne – waar onze Janine Jongsma woont –  beter bekend is als frater Genesius, een van de vele fraters die in het fraterhuis aan  de Visser ging wonen. 

Carel Beke (Alkmaar, 1913-2007) schreef o.a. de Pim Pandoerserie, die tot de  populairste jeugdboeken behoorde.

Ans Wortel (Alkmaar, 1929-1996) werd beeldend kunstenares, dichteres en schrijfster. Al haar werk is sterk autobiografisch. Veelvoorkomende thema’s zijn  liefde, geborgenheid, moeder-kindrelaties en kritiek op de groepsnorm. Eind jaren  zestig verschenen vijf dichtbundels waarin haar beeldende kunst en poëtische teksten samenkomen. Ook schreef ze romans. Sinds 1969 woonde ze in huis  Kranenburgh in Bergen, het latere museum. In 1991 moest ze gedwongen verhuizen. 

Gijs IJlander (Alkmaar, 1947) werd voor zijn debuut De kapper (1988) onderscheiden met de Anton Wachterprijs. Bekender werd De Aanstoot, waarin het verblijf van Picasso in deze contreien beschreven wordt. IJlander werd geboren in het St.  Elisabethziekenhuis in Alkmaar. 

Maarten Asscher (Alkmaar, 1957), ex-directeur van uitgeverij Meulenhoff en schrijver  van o.a. de novelle Dingenliefde werd geboren op de Juliana van Stolberglaan no 16,  een zijstraat van de Kennemerstraatweg. 

Elisabeth Leijnse (Aalst, 1961) won in 2006 de Biografieprijs en de Libris  Geschiedenisprijs voor Cécile en Elsa, strijdbare freules, geboren in 1866 en 1868 te Alkmaar. 

Hans Koolwijk (Alkmaar *), journalist van de Alkmaarsche Courant ontving bij zijn intrede in de VUT in 2003 de zilveren penning van de stad Alkmaar uit waardering  voor zijn grote verdiensten voor de geschiedschrijving van de stad. Koolwijk, van  origine pianohersteller en -stemmer, werkte sinds 1976 bij de Noordhollandsdagblad-  editie Alkmaarsche Courant. Hij schreef ook meer dan 40 boeken over de stad. (*ondanks al zijn publicaties heeft hij zijn geboortedatum verborgen weten te houden)

Inge Nicole Bak (Den Helder, 1968) debuteerde in 1994 met poëzie maar werd eerst bekend na het winnen van de Victoriefondscultuurprijs in 2012 en dan alleen nog in  deze stad. Bij uitgeverij IndeKnipscheer werden een aantal romans uitgegeven. De in  2019 uitgebrachte en zeer persoonlijke gedichtenbundel Maanbrief aan het getij werd  vervolgens haar èchte poëziedebuut genoemd.  Als schrijver laat ze haar achternaam overigens achterwege. 

Dick van Hoeve zit vanaf het begin (1984) bij de Alkmaarse Dichterskring en dicht al  vanaf de jaren zestig. Ook andere leden (Annemarie Kuster, Nina Barhorst, Petra  van Rijn) worden (nog) niet verder genoemd.

Jeremy Keighley (Derby) dicht en schrijft voornamelijk in het Engels en trad voor het  eerst op in Atelier9en40. Hij woont sinds 2005 in Alkmaar.

Paul Hof (Beverwijk, 1955) trad zo nu en dan op in Atelier9en40 en bij Reuring.  Zowel hij als Jeremy Keighley, Nina Barhorst, Annemarie Kuster zijn terug te vinden  op opnamen van Alkmaar Anders (YouTube, Wouter van der Hoeven). 

Bas Belleman (Alkmaar, 1978) is dichter en Shakespeare-vertaler, tevens oud  literatuurrecensent van de Trouw en de Groene Amsterdammer. 

Martijn Teerlinck (1987-2013), dichter, muzikant, kwam als baby naar Alkmaar en  ontwikkelde zich al jong tot een uitzonderlijk talent. Zijn voordrachten werden beroemd door de sacrale wijze, zijn hese stem, de grote woorden en thema’s. In  2010 werd hij Nederlands kampioen Slam Poetry. In 2013 maakte hij zijn debuut-cd  The Child of Lov en won daarmee een belangrijke Britse popprijs. Met verbazing  roemde men ‘die witte uit Alkmaar die zo zwart kon klinken’.   

Zijn gedichtenbundel Ademgebed is postuum uitgegeven met daarin een voorwoord  van Erik Jan Harmens. In de Reuringaflevering van oktober 2023 vertelde zijn moeder over Martijn en las voor uit zijn werk.

Eric van der Steen, pseudoniem van Dirk Zijlstra (Alkmaar, 14 september 1907  – Amsterdam, 3 november 1985), was een Nederlandse schrijver en journalist.


En wie kwam er op bezoek en schreef vervolgens over Alkmaar? 
(zoals geciteerd in Hier begint de victorie, Conserve, 2008) 

Onder andere de jonge Italiaanse journalist Edmondo de Amicis (1846-1908) die Nederland in 1873 en 1874 bezocht. In 1876 verscheen zijn boek Olanda, later vertaald als Nederland en zijne bewoners. 
Over Alkmaar schreef hij: “Gansche einden lang kan men over de straat gaan zonder  iemand tegen te komen, en, wat vreemd is in een stad van meer dan tienduizend  inwoners, de weinige menschen die men ontmoet of die aan de deur staan, niet  alleen de mannen, maar ook de vrouwen en kinderen, groeten de vreemden  beleefd.” 
Over de vrouwen is hij niet erg vleiend. “Men ziet er vooral wangen met het  schoonste rozenrood, dat de schuchterheid ooit over de kaken ener maagd gespreid  heeft; maar de uitwerking van die bevalligheden wordt totaal vernietigd door die  jammerlijke toetakeling van het hoofd en de nog jammerlijker manier van kleden. Bovendien hebben ze de heupen geweldig hoog, door de dikke onderrokken of wie  weet wat, en het bovenlijf is het dikst bij de ceintuur en loopt spits toe tot aan de  oksels, in tegenstelling van onze dames, die de borst groot en het middel dun  maken. (…) Het is al heel mooi, wanneer de schoonsten, zoo gekapt, toegespitst en  toegeknepen, nog op vrouwen gelijken; maar men kan zich voorstellen hoe het  voorkomen is van de minder door de natuur bevoorrechten, die ook te Alkmaar het  grootste gedeelte uitmaken.” 

Marjorie Bowen, een van de pseudoniemen van Gabrielle Margaret Vere Campbell  Long (1886-1952), schreef, “Alkmaar is één van de meest karakteristieke en  aantrekkelijke Nederlandse steden; hoewel zoo dicht bij Amsterdam, schijnt het, in  weerwil van enkele winkels met spiegelruiten en den bonten inhoud daarbinnen, tot  een andere eeuw te behooren, bijna tot een andere wereld.” Ze was opgetogen over de kwaliteit van de Alkmaarse feesten, zoals de kermis of  Koninginnedag. 

Trijntje Fop, een van de pseudoniemen van puntdichter Kees Stip (Veenendaal  1913-2001), werd geïnspireerd door Alkmaar tot het volgend gedicht: 

Op twee mijten

Te Alkmaar zat een tweetal mijten

in een Edammer kaas te bijten.
‘Het treft mij,’ sprak de ene mijt,
‘hoe ongestoord men hier ontbijt,
want toen wij laatst in Frankrijk aten,
liepen wij telkens in de gaten.’

Alex Mol, pseudoniem van Wim Noordhoek, radiomaker, auteur en journalist  (Steenwijk, 1943), schreef in de VPRO Gids van 19 september 1992: “In Alkmaar maakte ik een zondagswandeling. Een lang geleden uit de klei getrokken stad. Ik zag  café de Lindeboom aan het Verdronkenoord, uitheemse hoeren aan de Achterdam. Mijn in Frankrijk gemaakte auto stond op de Dijk. De Kaasmarkt werkte niet. Het  carillon speelde om 12 uur precies een riedel Valerius en gaf 12 slagen. Dat was  goed. Orde moest er zijn, vooral in de tijd.“

Dichter, recensent en columnist (Meander) Hans Franse maakt bij een eerder bezoek  het volgende gedicht:  ALCMARIA VICTRIX

Voor mijn nichtjes A. en B. 
Alkmaar was het decor

waarin onze vaders hun jeugd speelden.
Ze kwamen op en af langs de singels,
genoten verkleed op 8 oktober als
de stad één ziel had: Alkmaars ontzet.
Het Gulden Vlies vervulde dromen,
de molen van Piet stond 
waar hij nu voor eeuwig staat:
een zetstuk op de wallen van de bevrijde stad.
Onze vaders lieten toen foto’s maken
bij een fotograaf in de Langestraat nr. 82.
Statig stonden ze fier rechtop,
met stijve boord en horlogeketting,
leunend op een krukje dat toen
een etagère werd genoemd,
op afroep minzaam lachend
of neutraal kijkend naar het vogeltje
in de lens, waarachter
een steeds kleiner wordende wereld lag,
nog wel op zijn kop:
een wazige toekomst van een leven
dat niet verder leek te gaan
dan de Molen van Piet
op de wallen van de stad
die vrijdags naar kaas rook 
en donderdags naar de tonnenman
Aan het eind van het feest
rook het Gulden vlies naar verschaald bier
en kaasdragers met kleurrijke hoeden
droegen na het oktoberfeest als apotheose,
voorzichtig lopend dat hij niet viel, op hun berries
de geïllumineerde molen van Piet,
en zetten hem
voor eeuwig op de wallen van de stad,
die draaide als een carrousel
in de wind van de tijd.

De molen van de familie Piet is voor elke Alkmaarder een begrip, hij staat stevig op  de wallen verankerd. De zaal van het Gulden Vlies functioneerde als feestzaal  voordat “de Vest” werd gebouwd. In sommige straten waren nog geen water  gespoelde toiletten: eens in de week haalde de “tonnenman” de volle potten met excrementen op. Zij droegen ze op hun schouder die met een leren lap beschermd  waren.



We komen Alkmaar tegen in de volgende citaten: 

Op zeker moment was ze weer naar Nederland teruggegaan – er stond een adres bij  van haar in Alkmaar. Ik zocht het op in mijn groene Michelingids. De kaashoofdstad  van Nederland. Een waag. Grachten, oude huizen en een museum. Ach, waarom  ook niet, dacht ik. 

Geen e-mailadres natuurlijk. Ik herinnerde me nog dat EF het internet ooit met het spoor had vergeleken. Een aantrekkelijk gerief zonder enige intrinsieke morele  waarde of effect. Dus schreef ik Anna een ouderwetse brief: zomaar inderdaad, was  haar naam tegengekomen in het adresboekje van EF (liet haar zelf bedenken hoe  dat zat), was van plan naar Amsterdam te gaan, misschien dat ik vandaar een bus of  trein naar Alkmaar kon nemen. Samen lunchen, wat schilderijen bekijken als  herinnering aan EF, wat kaas kopen…..zo niet, dan misschien als ze weer eens in  Londen was. 
(…………) 
Ik verbleef een paar dagen in Amsterdam, nam toen halverwege de ochtend de trein  naar Alkmaar. Ik had een hotel vlak buiten het centrum geboekt. Ik liep naar het  museum en probeerde er niet enthousiast vroeg of irritant laat aan te komen – al kon  je bij Anna ook irritant stipt zijn. Zij verscheen – als in een klucht – op precies  hetzelfde moment. 
(……) 
Er was een speciale tentoonstelling van Caesar van Everdingen – de ‘Rembrandt  van Alkmaar’, zoals hij te boek stond. De tentoonstelling omvatte verschillend  reusachtige doeken van de oude Schutterij van Alkmaar, een portret van een  aandoenlijk tweejarig jongetje met een goudvink op zijn hand (in bruikleen van  Barnsley tot mijn grote verbazing), een zedenschets van ‘Diogenes op zoek naar een  eerlijk mens’ in een decor uit die tijd, en een portret van een VOC-koopman met twee  zwarte slaven. Die schilderijen kende ik allemaal omdat ik alvorens naar Alkmaar af  te reizen een exemplaar van de catalogus had besteld. 
(…….) 
En dus vonden we het, toen we met een hartige kaasfondue en een glas wijn op een  zonnig pleintje van kinderkopjes zaten, niet ongemakkelijk om bij elkaar te zijn. Anna  werkte als vertaalster, ze wonde nu zes jaar in Alkmaar, nadat ze om niet nader  genoemde redenen uit Amsterdam was weggegaan. 

uit Elizabeth Finch, Julian Barnes (vertaald door Ronald Vlek), Atlas Contact, 2022   



De tocht voert langs de stations van Alkmaar, Hoorn en Enkhuizen, maar ook vanaf  station Schagen kun je makkelijk op de dijk komen. Over datzelfde Schagen wilde de  schrijver Guus Luijters, inwoner van Schagerbrug, niet dichten. In zijn inleiding tot de  verzamelbundel ‘Amsterdam, de stad in zijn gedichten’ (2001) gaf hij de reden aan:  Niemand maakt versjes op Schagen, denk ik, behalve de zondagsdichter van het  huis-aan-huisblad misschien. Schagen lijkt in dezen op Assen, Alkmaar of Arnhem.  Stuk voor stuk prachtplekken, maar tot poëzie zullen ze niet gauw inspireren. Ze zijn  te klein om goed te kennen. Om tot poëzie aan te zetten, heeft een stad een  minimum-omvang nodig. 

uit Noord-Holland, literaire reis langs het water, bijdrage Jos De Ley 

Piano als nieuw pronkstuk in onze zaal

De Alkenaer heeft een prachtige nieuwe aanwinst die een wel heel bijzondere reis heeft afgelegd. Het betreft een prachtige zwarte Bechstein-vleugel uit 1919, gekenmerkt door een sierlijk ontwerp en fraaie lessenaar. Twaalf jaar geleden is het volledig gereviseerd en vernieuwd.


De verhuizing van deze piano was een opmerkelijke gebeurtenis: hij moest namelijk met een kraan worden verplaatst over een woongebouw heen – vandaar de foto! Nu schittert dit nieuwe pronkstuk in onze zaal waar het een vleugje klasse toevoegt aan de sfeer. De veelzijdigheid van de Bechstein-vleugel komt volledig tot zijn recht tijdens optredens in De Alkenaer. Of het nu gaat om klassieke stukken, jazz of eigentijdse muziek: de warme, karakteristieke klank van deze vleugel past erbij. En al prijkt er “Bösendorfer” op de reiskoffer van pianotransporteur Obbo Spanjaard, het instrument is toch echt een authentieke Bechstein.

Groots Alkmaar TV in De Alkenaer!

In een recente televisie-uitzending van Groots Alkmaar TV waren o.a. Simone van der Vlugt, Anneke Schotten, Nanette Hartland te gast bij Stichting Cultuurpodium De Alkenaer! Presentator Hugo Koeman en interviewer Tineke Feijen presenteerden deze aflevering met als thema ‘literatuur’. Eigenaar en bestuurslid Vincent van de Vrede sprak over de ambitieuze plannen die de stichting koestert voor de toekomst en gaf een inkijkje over de rol van de stichting als een vooraanstaand cultureel bastion in Alkmaar.

Ook in de uitzending, Hans Mathot die zich op een zoektocht heeft begeven naar de verhalen achter de kleine boekenkastjes die her en der in Alkmaarse voortuinen prijken. Daarnaast brengt Lana Zymina ons naar Oekraïne, waar ze onlangs na twee jaar terugkeerde. Ze gaat in gesprek met een senior over diens liefde voor lezen en literatuur.

Hugo voert een tafelgesprek met drie Alkmaarse boekhandelaren: Anneke Schotten, Nanette Hartland en Jan Oijevaar (eigenaar antiquariaat van De Alkenaer). Hierbij wordt dieper ingegaan op de leesgewoonten van Alkmaarders en de rol van boekhandels daarin.

‘In de Minuut Van’ vertelt Annette den Draak over de diverse leeskringen, terwijl Anneke Goddijn een inkijkje geeft in het Alkmaars Dichtersgilde. Tot slot een gedicht van Jan Bosman, de huisdichter van Groots Alkmaar.

Tafelgesprek met drie Alkmaarse boekhandelaren

Mis deze aflevering van Groots Alkmaar TV niet, vanaf 1 oktober te bekijken via deze link of via Alkmaar Centraal.

In gesprek met Jan Oijevaar

Antiquariaat De Alkenaer overleeft in Alkmaar: eigenaar Jan Oijevaar vertelt hoe.

Het antiquariaat is vrijwel volledig uit ons straatbeeld verdwenen. Want wat was dat ook alweer? Een boekwinkel speciaal voor tweedehands boeken -in veel gevallen zelfs derde óf vierdehands- waar  over de meest uiteenlopende onderwerpen wat te vinden valt. Op het Ritsevoort in Alkmaar zit er nog een: De Alkenaer. Wij spraken de eigenaar, Jan Oijevaar (83). 

Het is druk op het Ritsevoort, mensen zitten op zo’n zonnige vrijdagmiddag als deze graag op een bankje, of op het terras van restaurant Abby’s ertegenover. Maar ik moet twee huizen verderop zijn, bij het pandje dat aan de jaartalsteen te zien uit 1892 stamt. Terwijl ik hier op af stap spot ik meneer Oijevaar, die nog even de laatste klanten van de dag afhandelt. “Neem vooral ook de flyer mee” zegt hij hen bij vertrek. Pas daarna stap ik binnen: Er is door het immense aantal boeken in de winkel geen ruimte voor meer dan twee in het openingspaadje. 

Meneer Oijevaar in De Alkenaer.

  

Cultuurcentrum de Alkenaer. 

En vroeger was dat nog veel erger, zo vertelde hij mij dat. “Ik had ook een hele opslag op verschillende  plekken in de stad, allemaal voorbij. Ik had daar nog een schuur. Voorbij. Ik heb dus van die laatste zeven  jaar misschien meer dan 50.000 boeken weggegooid. En weggedaan.” De boosdoener? Naast de “boekwinkeltjes of boekenstandjes op de hoek van de straat” en het “kringloop-gedoe” voornamelijk het  internet, volgens Oijevaar. Het grote aanbod tweedehands boeken dat hierbij opkwam gaf  verschrikkelijke concurrentie, waardoor het aantal antiquariaten in Alkmaar kromp van vijf tot slechts  één. Zelf spreekt hij daar overigens vrij nuchter over: het gedrag van de mensen verandert en in  bepaalde gevallen zijn er gewoon dingen die verdwijnen. Dan heb je soms een kleine groep die dat  jammer vindt. Op de vraag of hij daar zelf toe behoort, antwoordde hij noch ontkennend noch instemmend en bestempelde het als keuze van onze maatschappij.  

Toch gaf ook hij toe dat er bepaalde dingen, zowel letterlijk de boeken, als figuurlijk in de taal daarmee verloren dreigen te gaan. Op ieder gebied had hij lectuur: van wielrennen tot esoterie. Bij hem konden mensen dingen vinden, bijvoorbeeld theologie, waar de meeste tweedehands boekenwinkels of niks van af weten, of niks van hebben. “En in die zin had ik wel goede klanten op dat soort fronten. Dat gaf leuke klanten en leuke omzet, maar dat is nu te veel. Vandaar dat ik door de  veranderingen ook van alles en nog wat heb weg moeten doen.” De veranderingen waarover hij spreekt zijn de nieuwe cultuurplannen van voorzitter van Cultuurpodium De Alkenaer en ondernemer Vincent van de Vrede. Van de Vrede was ooit als student hulp in De Alkenaer bij Oijevaar, en heeft het nu gered, nadat het dreigde te verdwijnen. “De vorige eigenaar keek alleen naar geld, heeft het gebouw ook heel slecht onderhouden; ik moest dus stoppen, had ik ook wel ongeveer met hem afgesproken.” Maar op het laatste moment werd er dus toch besloten het pand te verkopen. Koper: Vincent van de Vrede, die “duidelijk deze culturele plannen heeft waar mijn boekwinkel dus bij door kan gaan. Maar in wel wat… duidelijker vorm. Niet zo massaal als nu.”. 

De verbouwing achter in De Alkenaer.

Duidelijker vorm dus. Volgens de website: De bedoeling is om in de zomer van 2023 de deuren te openen  van De Alkenaer nieuwe stijl. Het blijft een antiquariaat, maar wordt nog zoveel meer: er komt horeca in  de vorm van een leescafé. En in de Salon achterin, met plaats voor ca. 80 mensen, zullen allerlei  activiteiten op het gebied van cultuur, muziek, kunst, debat en lezingen worden georganiseerd. De  bezoekers van de Alkenaer konden bijvoorbeeld in de week voorafgaand al genieten van een lezing  “Vrijheid” van Adriaan van Dis, en kunnen over een paar weken Zoë van de Kerkhof horen. Toch heeft  meneer Oijevaar het er enigszins moeilijk mee. “En ook wel, confronterend dat je zoveel hebt en dat er  zoveel… te veel is.” Ooit is hij immers het antiquariaat begonnen uit liefde voor geschiedenis en  Nederlands. Na uitgekeken te zijn op het welzijnswerk, wat hij ervoor lange tijd had gedaan (“een studie  An-dra-go-lo-gie”, “VO”, “supervisorwerk”), kocht hij een pandje, een ander dan deze, en begon een  antiquariaat. Dat groeide vrij snel uit tot een grote winkel. Pas vijf jaar later kocht hij De Alkenaer, die hij  noemde naar de moerasvogel de Alk, zoals dat ook is gedaan bij Alkmaar. 

Het boek als wegwerpartikel. 

Maar dat moet dus allemaal wat minder. Oijevaar vervolgt: “De markt is overvoerd met boeken. En zeker  met tweedehands boeken. En het klinkt een beetje heel verdrietig, maar het boek is een wegwerkartikel  geworden.” Een wegwerpartikel?” “Ja, een wegwerpartikel. Ga maar door de straten fietsen in de  huizen, je ziet nergens meer een boekenkast staan.” Na mijn tegengesputter –wij hebben nog een grote  boekenkast thuis- past hij dit aan: “Bijna nergens. In die zin is het niet een leuk ding, voor de mensen. En  is het gauw te veel. En jij en ik zijn ouderwets dat wij boeken nog zo leuk en belangrijk vinden.” 

Denkt u dat we daar zo alleen in zijn? vraag ik hem, halflachend. Maar hij gaat verder: “Nou, massaal gezien wel. Ik bedoel in het geheel gezien wel. Je moet wel oppassen dat je… Je behoort gelukkig tot de… Tot een elite. En dat moet je ook helemaal niet erg vinden. En dat vindt de massa wel erg dat je dat je elite bent, maar je bent het gewoon.” Na het zien van mijn ongemakkelijkheid bij het gebruik van het woord “elite” legde hij verder uit dat hij “elite” als een neutraal begrip ziet, een selecte groep mensen.  Arrogantie of andere slechte eigenschappen staan daar los van. 

Het is juist jammer, dat niet meer mensen tot die “elite” toebehoren, zodat je het geen elite meer zou kunnen noemen. Boeken lezen heeft namelijk veel voordelen waar de jeugd van zou -en mensen in het algemeen van zouden- kunnen profiteren: “het argumenteren zonder drogredenen, zonder van de hak op de tak springen, een beetje luisteren, een beetje doorgaan op het onderwerp en in staat zijn om een tweede vraag te stellen. Ja dat heeft allemaal wel te maken met de aandacht voor elkaar maar ook voor de taal en het lezen.” Wel geeft hij toe dat, alhoewel de nieuwe boekwinkel “een feest om te zien” is en je daar de prachtigste uitgaves kan vinden, “je op dat moment (red. In de nieuwe boekenwinkel) er wel 10, 20 euro voor over moet hebben. En dat is moeilijk voor jongeren”. 

“Ik heb gewoon met ze gepraat”. 

Ook over de verliezen in de taal was hij te spreken.
Als mensen rare dingen zeggen, valt dat me op.” Een vraag om een voorbeeld leverde een wedervraag op: “Weet jij bijvoorbeeld het verschil tussen omdat en doordat?”. Een diepe zucht en een enigszins correcte uitleg van mijn kant later (“Doordat het regent, worden de boeken nat.”), beweert hij, als een échte docent Nederlands, er hiervan wel honderd te hebben en dat dat nog wel eens zijn dood zou kunnen worden. Direct daarna kwam de relativering: er  kan natuurlijk ook sprake zijn van ontwikkeling, in plaats van verbastering, wij spreken nu ook heel  anders dan mensen uit de 17e eeuw. Het gaat hem meer om de essentiële dingen (lees hier: in ieder  geval het verschil tussen omdat en doordat). Vaak wordt zo’n betoog direct gevolgd door een verhaal  over: de verengelsing van de taal (“Er zijn aardig wat mensen die een thriller makkelijker of liever lezen in  het Engels dan in de vertaling.”) of de verslavende invloed van het internet (“Kijk ik ben zelf ouderwets,  maar ik ben ook historicus dus ik weet ook wel dat mensen die denken dat vroeger alles beter was, een  slecht geheugen hebben, en dat heb ik niet. Het is gewoon de ontwikkeling.”), maar Oijevaar zegt nog iets anders: mensen praten niet meer gewoon met hun kinderen.

Ik heb vier dochters en ik heb gewoon met ze gepraat. Als ze dan bijvoorbeeld drie zijn dan  praat ik gewoon met ze en dat betekent dat ze de helft niet begrijpen, behalve de derde keer, dan  begrijpen ze het wel.”

Want het klonk misschien best een beetje vervelend, maar hij merkt dat als hij  tegenwoordig een vrouw en een man van dertig ziet, die niet normaal met hun kinderen praten. “Kijk het woord desalniettemin, daar heb ik het niet over. Maar dat gebruikte ik gewoon. Dat is niet helemaal  gewoon, laat ik het zo zeggen, maar dat is een leuk woord. En niettegenstaande vind ik een leuk woord. Nou gebruik het maar eens en zij weten het na twee keer. En ze hoeven het niet zelf te gaan gebruiken, mag wel.”  

9/10 ijs, 1/10 een boek. 

Een vrijwilliger, een grote stapel dozen vastklemmend, stoort ons. Of hij even naar achter in de winkel  kan. Want dat is waar vrijwilligers hard werken aan het nieuwe centrum, dat al aardig vorm neemt. De  verbouwing draait grotendeels op vrijwilligers, vertelt Oijevaar me, maar voor het antiquariaat zelf is  minder interesse. “De helft van de vrijwilligers viel af”. Volgens Oijevaar door de aard van de winkel.

Die is te ingewikkeld voor de meesten. Ik weet hier alles, niet alleen van de winkel, maar ook van kunst,  konijnen, Visser, theologie, mythologie en van de klassieken. Het is niet alleen abc, het is ook veel meer.”  

Hij beweerde niet dat iedere vrijwilliger op zijn minst een doctoraat in de geschiedenis zou moeten  hebben voor die dat zou kunnen, maar je moet op zijn minst wel “Weten dat Mozart er eerder was dan Napoleon” of dat “Willem I iemand anders is dan Willem van Oranje”. En dat bleek toch nog een  uitdaging. Wel lukte dat bij Colette in Den Haag, wist hij. Daar kon het antiquariaat in huidige vorm door  blijven bestaan, zonder nieuwe cultuurplannen of inkrimpingen. Een beetje jaloers was hij wel, maar hij  zag ook in dat “dat mij niet overkomen is. Dat komt misschien ook door de aard van de winkel of door  het feit dat ik een eigenzinnig mens ben en het graag op mezelf doe”. Toch zwichtte ook hij uiteindelijk voor het kapitalistisch systeem: “met huur en met belasting en met btw en met dit en met dat.” Want  die belangstelling voor het antiquariaat is wel leuk, maar ondertussen nemen negen van de tien een ijsje, en een van de tien een boek. Een ijscowinkel zou het tienmaal beter doen. Toch blijft De Alkenaer dus bestaan, al is het in een nieuw jasje.

Interview en tekst door: Floor Belt.

Ansichtkaarten van filosofen: Verrijk je geest en steun De Alkenaer!

Ontdek de fascinerende wereld van de filosofie met onze unieke ansichtkaarten van filosofen uit de collectie De Alkenaer. Als je geïnteresseerd bent in het verkennen van de gedachten en ideeën van grote denkers, zijn deze ansichtkaarten een absolute must-have.

Elke ansichtkaart is prachtig vormgegeven en bevat een afbeelding van een beroemde filosoof uit de geschiedenis. Van Hume tot Nussbaum, van Socrates tot Wollstonecraft, onze collectie ansichtkaarten omvat een breed scala aan invloedrijke denkers die de wereld van de filosofie hebben gevormd.

Door het kopen van deze ansichtkaarten ondersteun je niet alleen je eigen interesse in de filosofie, maar draag je ook bij aan de Stichting Cultuurpodium De Alkenaer. Onze stichting zet zich in voor het bevorderen van cultuur en het organiseren van bijzondere evenementen.

Een uniek cadeau voor een filosofie-liefhebber, onze ansichtkaarten van filosofen bieden een prachtige manier om je liefde voor de filosofie te uiten.

Bestel hier nu je ansichtkaarten van filosofen uit de collectie De Alkenaer en neem deel aan de rijke en boeiende wereld van de filosofie. Samen kunnen we cultuur en filosofie blijven ondersteunen en bevorderen.

Ansichtkaarten van klassieke schrijvers

Net uitgepakt, vers van de pers: een bijzondere serie ansichtkaarten van De Alkenaer! Speciaal voor de winkel hebben we tien ansichtkaarten ontwikkeld van klassieke Nederlandse schrijvers met een quote uit hun werk. 

We hebben onder meer kaarten van Louis Couperus, Paul van Ostaijen, Carry van Bruggen, Frederik van Eeden, Hendrik Marsman, Willem Kloos, Herman Gorter en Willem Elsschot. 

Binnenkort kunt u ze in de (web)winkel bewonderen (en kopen mag uiteraard ook!)

Van wie is deze filmrol die wij in de bouw vonden?

Tijdens het opruimen van de oude keuken in De Alkenaer viel er ineens een 8-mm-film van achter een voorzetwand op de grond. Zowaar een prehistorische vondst in ons moderne digitale tijdperk! Omdat het achter een voorzetwand vandaan kwam die al tientallen jaren er gestaan moet hebben, was wel duidelijk dat dit van oud-bewoners van het pand moest zijn. Voorzichtig de filmrol tegen het licht houdende was toch maar lastig te zien wat er op stond…Dus op zoek naar een bedrijf dat oude films ontwikkelt. Daar waren we net op tijd kennelijk, want ze namen alleen ons nog aan als klant. 

De tegeltjes, die er tot voor kort ook nog in de oude keuken van De Alkenaer zaten

Na enkele weken geduldig wachten, kwam het verlossende antwoord: het ontwikkelen was gelukt en toonde een huiselijk tafereeltje van een jong gezin met baby, gevolgd door opnames bij de bouw van een (ander) huis. Helaas weinig te zien van De Alkenaer zelf, maar wél op de achtergrond de zo karakteristieke markante tegeltjes die er tot voor kort nog zaten!

Qua datering moet dit filmpje eind jaren zestig zijn gemaakt. We zouden de film graag geven aan de familie die hier toen woonden, dus als iemand denkt: dat moeten wij zijn geweest, laat het ons weten. 

Het krochtje

Aan hoe mijn liefde voor boeken is ontstaan, wijd ik een miniserie de komende weken.

Vandaag breng ik een korte ode aan een bijzondere boekenschatkamer, die voor mij altijd bekend zal staan als ‘het krochtje’, al bestaat het al lang niet meer. Ik was net veertien en kwam graag bij mijn oom Erik, die al zijn hele leven aan de Laan van Meerdervoort woonde. Bovenin het herenhuis was zijn werkkamer, waar we soms thee dronken. Het was een tot de verbeelding sprekende plek uit een lang vervlogen Den Haag: overal boeken, waar je maar keek, zorgvuldig geconserveerd. In het midden een antiek bureau met stapels boeken en paperassen. Foto’s uit voor mij toen oeroude tijden, zoals van een oom van mijn oom, die begin twintigste eeuw archeoloog was en trots bij de Vesuvius stond – en die een flamboyante hoofdrol vervulde in de verhalen van mijn oom. Een soort Indiana Jones avant-la-lettre met grote kennis over de Oudheid. Het licht betrad hier maar spaarzaam de ruimte, deze herenkamer die tientallen jaren onveranderd leek was welhaast een privémuseum, temeer omdat mijn oom bijzonder netjes met zijn boeken omging.

Oom Erik had zoveel boeken, dat hij met mijn tante de afspraak had om niet meer dan een meter nieuwe boeken per jaar te kopen, simpelweg omdat dit niet meer in het huis paste. Dat werd natuurlijk niet nagemeten, het ging meer om het idee. Overal waar je keek waren boeken, een paradijs natuurlijk! Ik ging dikwijls mee met hem op boekenjacht. Dat deden we enkele keren per jaar in de Kloosterkerk, waar een boekenmarkt werd gehouden.

Maar er was nog een bijzonder plekje waar we kwamen en dat ik door oom Erik leerde kennen. Dat was Antiquariaat Leest aan de Frederik Hendriklaan in Den Haag (kortom “de Fred” voor Hagenaars). Het werd ‘t eerste antiquariaat waar ik geregeld kwam als tiener en waar ik mijn zakgeld aan boeken besteedde. Maar Leest had ook een kleine kelderruimte die vol met boeken stond. En die leerde ik pas kennen door een Sinterklaasgedicht van mijn oom, dat als volgt ging:

Sinterklaas maakte een tochtje,

Naar een hulkje, naar een krochtje,

Langs een trapje, langs een bochtje,

Kwam hij onderin het krochtje…

Het krochtje als term voor een verborgen boekenschatkamer was geboren! En niet alleen het boek dat bij dit Sinterklaasgedicht hoorde, kwam er vandaan, maar vele andere ook werden opgediept uit die kelder. Mijn oom en ik wisten er altijd wel voor ons mooie boeken te vinden en wat het extra de moeite waard maakte, leek wel die bochtige trap die je af moest, uitkijkend niet te vallen, helemaal naar beneden…alsof die fysieke inspanning die gedolven schatten waardevoller maakte dan wanneer je ze buiten uit de 1-euro-bak had meegenomen.

Hoe internet het antiquariaat veranderde

Zo midden jaren negentig ging Antiqbook.nl online, een van de eerste sites waarop je via internet tweedehands en antiquarische boeken kon kopen. Oprichter Piet Wesselman – helaas alweer enkele jaren overleden- vertelde vroeger weleens hoe snel het in het begin liep: er waren nog maar weinig antiquaren online en de boeken gingen als warme broodjes over de toonbank.

In de loop der jaren ontdekte een groeiende groep boekenliefhebbers internet als kanaal om hun boeken te kopen en sinds de komst van Boekwinkeltjes begin jaren 2000, ook te verkopen. Aanvankelijk werd Boekwinkeltjes nog meewarig aangekeken door de meeste antiquaren: die naam, dat klonk toch niet serieus? Maar de omzet loog niet, en uiteindelijk gingen de meeste overstag. Vooraanstaande antiquaren deden dat eerst nog onder een schuilnaam, tot de site helemaal ingeburgerd was en het voor vele boekenliefhebbers fijne en onmisbare portaal werd voor tweedehands boeken.

Maar ergens rond 2007 – als ik het me goed herinner- begon ook Bol.com met de verkoop van tweedehands boeken. De Alkenaer hoorde tot het eerste handjevol antiquariaten dat werd gevraagd te pionieren, wat we deden. Het verkocht aanvankelijk goed, tot steeds meer handelaren aansloten en er meer concurrentie kwam. En een nieuwe ontwikkeling deed zich voor. Zo vanaf 2012 begon Catawiki met online boekenveilingen: ook dat schudde het antiquarische boekenlandschap flink op. Toen wij in ons blad Boekenpost de eerste advertenties voor Catawiki plaatsten, konden we niet bevroeden hoe groot dit platform zou worden.

Vandaag de dag is er een breed online aanbod aan tweedehands boeken – los van de hierboven genoemde kanalen wordt er ook veel aangeboden via bijvoorbeeld Marktplaats. Bijna dertig jaar verkoop van tweedehands boeken online heeft een enorme impact gehad op het antiquariaat. Allereerst voor de fysieke winkels: die zijn door de jaren heen sterk in aantal afgenomen, omdat er veel meer online te koop was. Winkels sloten of gingen online door. Het winkelbezoek nam af, in navolging van een brede trend in de retail.

Verder had het ook gevolgen voor het prijsbeleid: nu veel makkelijker in te schatten was wat een boek in de markt opbrengt, trad een nivellerend effect op voor de meer voorkomende boeken en een misschien wel prijsopdrijvende trend voor de echt zeldzame boeken en unica. Alhoewel die vaak toch al via het veilingwezen werden verkocht, waar prijzen meestal goed werden gedocumenteerd.

De opkomst van kringloopwinkels vormden overigens ook een bepaalde concurrentie: hier worden de boeken vaak goedkoper aangeboden dan in de nog weinige resterende antiquariaten. Ook de boekmarkten en beurzen staan al jaren onder druk. Dat merkte ik in de laatste jaren als voorzitter van de Bond van Handelaren in Oude Boeken (BOB).

Twintig jaar geleden waren er nog iets van vijf, zes fysieke winkels in Alkmaar voor tweedehands boeken. Anno 2023 is De Alkenaer de enige nog met een open winkel, toch een treurige trend. Het internet is een onmisbaar onderdeel van de omzet geworden. Benieuwd wat de toekomst zal brengen – voorlopig hopen we nog lang door te kunnen gaan!

Vincent van de Vrede