Antiquariaat De Alkenaer overleeft in Alkmaar: eigenaar Jan Oijevaar vertelt hoe.
Het antiquariaat is vrijwel volledig uit ons straatbeeld verdwenen. Want wat was dat ook alweer? Een boekwinkel speciaal voor tweedehands boeken -in veel gevallen zelfs derde óf vierdehands- waar over de meest uiteenlopende onderwerpen wat te vinden valt. Op het Ritsevoort in Alkmaar zit er nog een: De Alkenaer. Wij spraken de eigenaar, Jan Oijevaar (83).
Het is druk op het Ritsevoort, mensen zitten op zo’n zonnige vrijdagmiddag als deze graag op een bankje, of op het terras van restaurant Abby’s ertegenover. Maar ik moet twee huizen verderop zijn, bij het pandje dat aan de jaartalsteen te zien uit 1892 stamt. Terwijl ik hier op af stap spot ik meneer Oijevaar, die nog even de laatste klanten van de dag afhandelt. “Neem vooral ook de flyer mee” zegt hij hen bij vertrek. Pas daarna stap ik binnen: Er is door het immense aantal boeken in de winkel geen ruimte voor meer dan twee in het openingspaadje.
Cultuurcentrum de Alkenaer.
En vroeger was dat nog veel erger, zo vertelde hij mij dat. “Ik had ook een hele opslag op verschillende plekken in de stad, allemaal voorbij. Ik had daar nog een schuur. Voorbij. Ik heb dus van die laatste zeven jaar misschien meer dan 50.000 boeken weggegooid. En weggedaan.” De boosdoener? Naast de “boekwinkeltjes of boekenstandjes op de hoek van de straat” en het “kringloop-gedoe” voornamelijk het internet, volgens Oijevaar. Het grote aanbod tweedehands boeken dat hierbij opkwam gaf verschrikkelijke concurrentie, waardoor het aantal antiquariaten in Alkmaar kromp van vijf tot slechts één. Zelf spreekt hij daar overigens vrij nuchter over: het gedrag van de mensen verandert en in bepaalde gevallen zijn er gewoon dingen die verdwijnen. Dan heb je soms een kleine groep die dat jammer vindt. Op de vraag of hij daar zelf toe behoort, antwoordde hij noch ontkennend noch instemmend en bestempelde het als keuze van onze maatschappij.
Toch gaf ook hij toe dat er bepaalde dingen, zowel letterlijk de boeken, als figuurlijk in de taal daarmee verloren dreigen te gaan. Op ieder gebied had hij lectuur: van wielrennen tot esoterie. Bij hem konden mensen dingen vinden, bijvoorbeeld theologie, waar de meeste tweedehands boekenwinkels of niks van af weten, of niks van hebben. “En in die zin had ik wel goede klanten op dat soort fronten. Dat gaf leuke klanten en leuke omzet, maar dat is nu te veel. Vandaar dat ik door de veranderingen ook van alles en nog wat heb weg moeten doen.” De veranderingen waarover hij spreekt zijn de nieuwe cultuurplannen van voorzitter van Cultuurpodium De Alkenaer en ondernemer Vincent van de Vrede. Van de Vrede was ooit als student hulp in De Alkenaer bij Oijevaar, en heeft het nu gered, nadat het dreigde te verdwijnen. “De vorige eigenaar keek alleen naar geld, heeft het gebouw ook heel slecht onderhouden; ik moest dus stoppen, had ik ook wel ongeveer met hem afgesproken.” Maar op het laatste moment werd er dus toch besloten het pand te verkopen. Koper: Vincent van de Vrede, die “duidelijk deze culturele plannen heeft waar mijn boekwinkel dus bij door kan gaan. Maar in wel wat… duidelijker vorm. Niet zo massaal als nu.”.
Duidelijker vorm dus. Volgens de website: De bedoeling is om in de zomer van 2023 de deuren te openen van De Alkenaer nieuwe stijl. Het blijft een antiquariaat, maar wordt nog zoveel meer: er komt horeca in de vorm van een leescafé. En in de Salon achterin, met plaats voor ca. 80 mensen, zullen allerlei activiteiten op het gebied van cultuur, muziek, kunst, debat en lezingen worden georganiseerd. De bezoekers van de Alkenaer konden bijvoorbeeld in de week voorafgaand al genieten van een lezing “Vrijheid” van Adriaan van Dis, en kunnen over een paar weken Zoë van de Kerkhof horen. Toch heeft meneer Oijevaar het er enigszins moeilijk mee. “En ook wel, confronterend dat je zoveel hebt en dat er zoveel… te veel is.” Ooit is hij immers het antiquariaat begonnen uit liefde voor geschiedenis en Nederlands. Na uitgekeken te zijn op het welzijnswerk, wat hij ervoor lange tijd had gedaan (“een studie An-dra-go-lo-gie”, “VO”, “supervisorwerk”), kocht hij een pandje, een ander dan deze, en begon een antiquariaat. Dat groeide vrij snel uit tot een grote winkel. Pas vijf jaar later kocht hij De Alkenaer, die hij noemde naar de moerasvogel de Alk, zoals dat ook is gedaan bij Alkmaar.
Het boek als wegwerpartikel.
Maar dat moet dus allemaal wat minder. Oijevaar vervolgt: “De markt is overvoerd met boeken. En zeker met tweedehands boeken. En het klinkt een beetje heel verdrietig, maar het boek is een wegwerkartikel geworden.” “Een wegwerpartikel?” “Ja, een wegwerpartikel. Ga maar door de straten fietsen in de huizen, je ziet nergens meer een boekenkast staan.” Na mijn tegengesputter –wij hebben nog een grote boekenkast thuis- past hij dit aan: “Bijna nergens. In die zin is het niet een leuk ding, voor de mensen. En is het gauw te veel. En jij en ik zijn ouderwets dat wij boeken nog zo leuk en belangrijk vinden.”
Denkt u dat we daar zo alleen in zijn? vraag ik hem, halflachend. Maar hij gaat verder: “Nou, massaal gezien wel. Ik bedoel in het geheel gezien wel. Je moet wel oppassen dat je… Je behoort gelukkig tot de… Tot een elite. En dat moet je ook helemaal niet erg vinden. En dat vindt de massa wel erg dat je dat je elite bent, maar je bent het gewoon.” Na het zien van mijn ongemakkelijkheid bij het gebruik van het woord “elite” legde hij verder uit dat hij “elite” als een neutraal begrip ziet, een selecte groep mensen. Arrogantie of andere slechte eigenschappen staan daar los van.
Het is juist jammer, dat niet meer mensen tot die “elite” toebehoren, zodat je het geen elite meer zou kunnen noemen. Boeken lezen heeft namelijk veel voordelen waar de jeugd van zou -en mensen in het algemeen van zouden- kunnen profiteren: “het argumenteren zonder drogredenen, zonder van de hak op de tak springen, een beetje luisteren, een beetje doorgaan op het onderwerp en in staat zijn om een tweede vraag te stellen. Ja dat heeft allemaal wel te maken met de aandacht voor elkaar maar ook voor de taal en het lezen.” Wel geeft hij toe dat, alhoewel de nieuwe boekwinkel “een feest om te zien” is en je daar de prachtigste uitgaves kan vinden, “je op dat moment (red. In de nieuwe boekenwinkel) er wel 10, 20 euro voor over moet hebben. En dat is moeilijk voor jongeren”.
“Ik heb gewoon met ze gepraat”.
Ook over de verliezen in de taal was hij te spreken.
“Als mensen rare dingen zeggen, valt dat me op.” Een vraag om een voorbeeld leverde een wedervraag op: “Weet jij bijvoorbeeld het verschil tussen omdat en doordat?”. Een diepe zucht en een enigszins correcte uitleg van mijn kant later (“Doordat het regent, worden de boeken nat.”), beweert hij, als een échte docent Nederlands, er hiervan wel honderd te hebben en dat dat nog wel eens zijn dood zou kunnen worden. Direct daarna kwam de relativering: er kan natuurlijk ook sprake zijn van ontwikkeling, in plaats van verbastering, wij spreken nu ook heel anders dan mensen uit de 17e eeuw. Het gaat hem meer om de essentiële dingen (lees hier: in ieder geval het verschil tussen omdat en doordat). Vaak wordt zo’n betoog direct gevolgd door een verhaal over: de verengelsing van de taal (“Er zijn aardig wat mensen die een thriller makkelijker of liever lezen in het Engels dan in de vertaling.”) of de verslavende invloed van het internet (“Kijk ik ben zelf ouderwets, maar ik ben ook historicus dus ik weet ook wel dat mensen die denken dat vroeger alles beter was, een slecht geheugen hebben, en dat heb ik niet. Het is gewoon de ontwikkeling.”), maar Oijevaar zegt nog iets anders: mensen praten niet meer gewoon met hun kinderen.
“Ik heb vier dochters en ik heb gewoon met ze gepraat. Als ze dan bijvoorbeeld drie zijn dan praat ik gewoon met ze en dat betekent dat ze de helft niet begrijpen, behalve de derde keer, dan begrijpen ze het wel.”
Want het klonk misschien best een beetje vervelend, maar hij merkt dat als hij tegenwoordig een vrouw en een man van dertig ziet, die niet normaal met hun kinderen praten. “Kijk het woord desalniettemin, daar heb ik het niet over. Maar dat gebruikte ik gewoon. Dat is niet helemaal gewoon, laat ik het zo zeggen, maar dat is een leuk woord. En niettegenstaande vind ik een leuk woord. Nou gebruik het maar eens en zij weten het na twee keer. En ze hoeven het niet zelf te gaan gebruiken, mag wel.”
9/10 ijs, 1/10 een boek.
Een vrijwilliger, een grote stapel dozen vastklemmend, stoort ons. Of hij even naar achter in de winkel kan. Want dat is waar vrijwilligers hard werken aan het nieuwe centrum, dat al aardig vorm neemt. De verbouwing draait grotendeels op vrijwilligers, vertelt Oijevaar me, maar voor het antiquariaat zelf is minder interesse. “De helft van de vrijwilligers viel af”. Volgens Oijevaar door de aard van de winkel.
“Die is te ingewikkeld voor de meesten. Ik weet hier alles, niet alleen van de winkel, maar ook van kunst, konijnen, Visser, theologie, mythologie en van de klassieken. Het is niet alleen abc, het is ook veel meer.”
Hij beweerde niet dat iedere vrijwilliger op zijn minst een doctoraat in de geschiedenis zou moeten hebben voor die dat zou kunnen, maar je moet op zijn minst wel “Weten dat Mozart er eerder was dan Napoleon” of dat “Willem I iemand anders is dan Willem van Oranje”. En dat bleek toch nog een uitdaging. Wel lukte dat bij Colette in Den Haag, wist hij. Daar kon het antiquariaat in huidige vorm door blijven bestaan, zonder nieuwe cultuurplannen of inkrimpingen. Een beetje jaloers was hij wel, maar hij zag ook in dat “dat mij niet overkomen is. Dat komt misschien ook door de aard van de winkel of door het feit dat ik een eigenzinnig mens ben en het graag op mezelf doe”. Toch zwichtte ook hij uiteindelijk voor het kapitalistisch systeem: “met huur en met belasting en met btw en met dit en met dat.” Want die belangstelling voor het antiquariaat is wel leuk, maar ondertussen nemen negen van de tien een ijsje, en een van de tien een boek. Een ijscowinkel zou het tienmaal beter doen. Toch blijft De Alkenaer dus bestaan, al is het in een nieuw jasje.
Interview en tekst door: Floor Belt.