Aan het Ritsevoort 36 in Alkmaar is antiquariaat De Alkenaer gevestigd. Het pand stond erom bekend dat het uitpuilde van de boeken. De winkel wordt momenteel vernieuwd. Een uitgelezen kans om eens in de geschiedenis van het pand te duiken.
Hoewel op de gevel van het pand het jaartal 1892 prijkt, staat er al langer een winkelpand op de plek waar nu De Alkenaer is. Op een oude ansichtkaart is te zien dat dat er voorheen ongeveer hetzelfde uitzag, op die gevel na. Het doet vermoeden dat in 1892 enkel de gevel is vernieuwd, van een sobere klokgevel naar een rijkelijker versierde gevel met elementen uit de neorenaissance en neogotiek.
Katholieke kringen
De verbouwing werd vermoedelijk gedaan in opdracht van Johannes Wilhelmus Verhoeve, die indertijd zijn winkel in kruidenierswaren had op het adres. Ook verkocht Verhoeve kleine hoeveelheden sterke drank, waarvoor hij van het gemeentebestuur een vergunning verkreeg. Verhoeve was katholiek. Het zou kunnen dat de verfraaiing was gemotiveerd vanuit zijn geloof. De architectuur van de nieuwe gevel lijkt wat stijlelementen te bevatten die flirten met neogotiek, een stijl die vooral bij katholieken populair was in die tijd. Zo waren ook de oude Dominicuskerk en de latere Sint-Josephkerk in die stijl gebouwd.
Verhoeve ging enkele jaren later uit het pand en verhuisde naar het Ritsevoort 20 (nu Ritsevoort 4). Na hem vestigde zich de jonge en ambitieuze Gerardus Wilhelmus de Munk in het pand. De Munk was schilder en was zeer actief in zowel katholieke kringen als daarbuiten. Zo was hij betrokken bij de Rooms-Katholieke Schilderspatroonvereniging. Ook zou hij 25 jaar werkzaam zijn als waagmeester (waarvan een deel als president-waagmeester). Daarnaast was hij vanuit zijn diensttijd betrokken bij de schutterij en droeg hij zijn steentje bij aan de Dominicusparochie, bijvoorbeeld bij het organiseren van vervoer met de Alkmaar Packet naar de Stille Omgang in Amsterdam. Zijn leven viel samen met een tijd waarin het katholicisme een periode van emancipatie doormaakte: het Rijke Roomse Leven. Het drukke maatschappelijke leven van De Munk, zowel voor de kerk als voor de stad, geeft de indruk dat de kerk en het katholieke maatschappelijke leven ook voor hem van belang waren.
Doordat Gerardus de Munk druk was met het vervullen van zijn nevenwerkzaamheden (en de winkel de naam G.W. de Munk-Kuijper draagt) is het aannemelijk dat vooral zijn vrouw, Johanna Catharina de Munk-Kuijper, in de winkel op het Ritsevoort werkzaam was. In de winkel werden allerlei huishoudelijke materialen verkocht: naast verf en behang volgens de advertenties ook borstels, sponsen, zeemleer, vensterglas en houtwaren. Een rijke inventaris dus met hardwerkende Alkmaarse katholieke middenstanders als uitbater.
Loodgietersbedrijf
De firma G.W. de Munk-Kuijper bleef bestaan tot 1948 en overleefde beide oorspronkelijke eigenaren, zowel G.W. de Munk (overleden in 1936) als J.C. de Munk-Kuijper (overleden in 1944). Na 1948 vestigde de firma Cor Coppens zich in het pand. De winkel verkocht onderdelen voor het loodgietersbedrijf, zoals sanitair, gasfornuizen, geisers, wasmachines, aardgas- en centrale verwarming. Het vorige pand was te klein geworden en het pand aan het Ritsevoort bleek goed geschikt om als tweede locatie te dienen, naast dat aan Ritsevoort 56. De naam Coppens komt veel lezers waarschijnlijk bekend voor, omdat het bedrijf nog steeds bestaat. Het huidige installatiebedrijf komt voort uit een samenvoeging van Cor Coppens en Zn en A.J. Coppens en Zn. Tot 1961 bleef het pand in gebruik door Cor Coppens, waarna het enkele keren wisselde van eigenaar. Zo was het van 1961 tot 1965 een speelgoedwinkel (onder andere voor modeltreintjes) en van 1968 tot 1970 een doe-het-zelfwinkel.
Piet Keizer
In 1970 kwam er een winkel gespecialiseerd in Perzische tapijten. De winkel heette Fa. Boot-Keizer, ‘supermarkt in Perzische tapijten’, en had een bijzondere eigenaar, namelijk de linksbuiten van de gouden voorhoede van Ajax: Piet Keizer. In een artikel motiveert Keizer het openen van de winkel: ‘Ik interesseer me voor het Perzische tapijt. Zelf heb ik er verschillende in huis’. De voetballer zal niet vaak in de winkel hebben gestaan. Zelf geeft hij ook toe: ‘Voetballen eist te veel tijd om elke dag naar Alkmaar te komen’. Zijn compagnon Leo Boot nam de dagelijkse beslommeringen op zich, zo is ook te lezen in het Noordhollands Dagblad van 14 maart 1970.
De tapijtwinkel bleef ongeveer vier jaar in het pand, waarna er zich rond 1974 voor het eerst een antiquair vestigde. Antiekhandel ’t Schotje zou tot het einde van de jaren tachtig blijven bestaan, waarna het Antiquariaat De Alkenaer werd. Dat is het nog steeds. Een rijkelijk versierd pand met een rijk verleden.
Door Twan Mars van het Regionaal Archief